Jaarverslag 2019
Verslag jaarcongres Vereniging Groen van Prinsterer 1 februari 2019
Congresthema: Geluk (Over de bijdrage van de overheid aan het welbevinden van inwoners)
De keuze voor het congresthema ‘Geluk’ werd bij de opening van het congres op vrijdag 1 februari 2019 door voorzitter Jan Waaijer onder andere gemotiveerd vanuit de actualiteit (Gele hesjes; voor het klimaat demonstrerende jeugd; het tekort aan dienend politiek leiderschap). Kan de overheid voorwaarden scheppen voor dat wat ieder mens ten diepste beweegt: echt gehoord en gezien worden; geluk en liefde? Kan en mag de overheid daarbij een activerende rol spelen?
Twee inleiders benaderden het thema vanuit twee verschillende invalshoeken.
- Prof. Erik Borgman (hoogleraar theologie aan de Universiteit van Tilburg benaderde het vraagstuk vooral principieel en theologisch.
- Dhr. J.S. (Jan Steven) van Dijk (wethouder ‘Geluk’ in de gemeente Schagen; adviseur en manager sociaal domein) schetste de praktijk van zijn gemeente waarin weloverwogen, maar pragmatisch het bevorderen van het geluk van inwoners als beleid wordt ingezet.
Prof. Dr. E.P.N.M. (Erik) Borgman stelt dat er iets mis is met het concept geluk. Het gaat niet over dat wat je hebt of krijgt, maar over wat je mag doen voor de ander. Vluchtelingen tellen dus per definitie mee. De boodschap van Mattheüs 5, 3-11 (Gelukkig die arm van geest zijn, ...) bezorgt ons een ongemakkelijk gevoel. De kwestie van het kinderpardon komt in een ander licht te staan als we met Terry Eagleton (Culture and the Death of God) erkennen dat het Nieuwe Testament ons weinig of niets heeft te zeggen over onze omgang met verantwoordelijk burgerschap. Of hoe we christelijk gesproken naar politiek en onze actuele politieke discussies zouden moeten kijken. Het NT bevat de hoogst ongemakkelijke boodschap dat onze vormen van leven radicaal moeten oplossen en herboren moeten worden als rechtvaardige en barmhartige gemeenschappen.
Jeremy Bentham (1748-1832) definieerde geluk als “de aanwezigheid van zoveel mogelijk genot en zo min mogelijk pijn”. Er is iets fundamenteels mis met dit maakbare geluk concept, de mens als consument van geluk. Deze benadering voedt, bijvoorbeeld via gespecificeerde integriteitsregels, de illusie “by dreaming of systems so perfect that no one will need to be good” (T. S. Eliot).
Volgens Erik Borgman is het wijs terug te keren naar de definitie van Aristoteles en van daaruit naar Thomas van Aquino: “de deugdzame activiteit van de ziel in overeenstemming met de rede”. Gelukkig ben je als je doet wat je moet doen. Het maximale doen wat in je vermogen ligt en bij je potenties hoort. Gelukt zijn is gelukkig zijn.
Dat is mooi gezegd, maar wat hebben bijvoorbeeld de Groningers daaraan? Het gaat in essentie nog iets verder. In de woorden van Paus Franciscus (29 januari 2017): “De reden van de zaligspreking, ’t is te zeggen van het geluk, ligt niet in wat men verworven heeft – arm van geest zijn, wenen, hongeren en dorsten naar gerechtigheid, vervolging lijden – maar in de belofte die erop volgt, en die in geloof moet ontvangen worden als een gave Gods. Vanuit een moeilijke situatie stelt men zich open voor Gods gave om toegang te krijgen tot een nieuwe wereld, het ‘Rijk’ dat Jezus verkondigt”. Geef mensen de vrijheid en leef zoals de leerlingen werd opgedragen in Mattheüs 10, 7-11: “Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven”.
Of, zoals Catharina van Sienna (1347-1380) al verkondigde: “… ik gaf iets aan de één en aan de ander, zodat ieders behoefte een reden zou zijn om toevlucht te zoeken bij een ander...”. De samenleving wordt door het geven van liefde bij elkaar gehouden. Ook psychologisch is dat van belang: Mensen willen van andere mensen zijn. We spreken in onze samenleving en in de politiek mensen aan op een manier die uitsluit. Groningers worden met moeite gecompenseerd (en dan nog louter in geld), maar niet fundamenteel gezien. We spreken voortdurend over gezondheidszorg vanuit het perspectief dat ziekte te veel kost. We kunnen slechts zin ontvangen op het moment dat je het krijgt. Opeens word je geëerd, gezien.
Borgman illustreert dat met enkele citaten van Franciscus, vanuit de universele grondslag van de moraal (Matth. 7,12): “Behandelen wij de anderen met dezelfde genegenheid en hetzelfde meevoelen, waarmee wij behandeld willen worden. Als we ons zekerheid wensen, dan moeten we zekerheid geven. Als we ons leven wensen, dan moeten we leven geven”.
Mensen verantwoordelijk maken voor elkaar, dat is geluk. Werken van barmhartigheid vervullen, niet als een last die ons uitput, maar als een persoonlijke keuze die ons vervult van vreugde en ons identiteit verschaft. Daar waar mensen geven en voortdurend van elkaar ontvangen daar is God. Als we dit inzien kunnen we afzien van dwangsystemen en control. Dit zou een fundamenteel uitgangspunt voor de politiek moeten zijn: Zie de samenleving als een zee van mogelijkheden. Dan komen de oplossingen vanzelf. En niet door mensen uitzichtloos uit- en op te sluiten in gevangenissen of AZC ’s.
De inleider schetst het voorbeeld van het project ‘Inside out writers’ (Een in Los Angeles gevestigde organisatie die schrijflessen verzorgt in jeugdgevangenissen). De succesvolle aanpak leidt tot erkenning en hoop en een omkering van frustratie en angst. De visie van oprichtster Janet Harris: de wereld is niet compleet zonder jullie en zonder te horen wat jullie te zeggen hebben.
Onder verwijzing naar het Kinderpardon zou vanuit het perspectief van het Nieuwe Testament niet de vraag moeten zijn: ‘Hoeveel van jullie kan ons land eigenlijk dragen’, maar een uitnodigend geboortekaartje: ‘Hoera het is een meisje. We hebben er een mens bij’.
Het fundamentele antwoord op de vraag of het openbaar bestuur en de politiek een bijdrage kunnen leveren aan het geluk van inwoners zit in de erkenning van de uniciteit van elk mens. Een samenleving die welkom heet. Laten zien en voelen dat mensen van waarde zijn. Daar komt geluk vandaan. In de geest van Dag Hammarskjöld: “Maar een keer antwoordde ik aan iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het bestaan zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft. Vanaf dat moment heb ik geweten wat het is ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’ ”.
Borgman zet twee beelden tegenover elkaar: de ‘schreeuwende’ cover van het boek Hysterie (een cultuurdiagnose van Marc Schuilenburg) en een icoon van een ons aankijkende Christus. In die welwillende blik kun je bestaan. Die blik schept ruimte. Vanuit die blik zal een bestuurder zich niet gek laten maken en werkelijk geloven dat de samenleving iets kan wat ze nu nog niet doet. We sluiten ons meestal op in de situatie of het systeem dat iets nog niet kan. In plaats van erop te vertrouwen dat je iets krijgt wat je nog niet weet. Namelijk het geloof dat mensen beeld het nog niet geopenbaarde beeld van God zijn.
De metafoor van de spelers en de muziek (Iedereen presteert, maar … het presteren – de muziek zelf – werkt als middel om de spelers met elkaar te verbinden) geldt ook voor de samenleving (de samenleving maakt zichzelf tot samenleving als de spelers zich daaraan ondergeschikt maken). Volgens Thomas van Aquino “bracht God vele en uiteenlopende schepselen voort, opdat wat de een tekort komt in het vertegenwoordigen van de goddelijke goedheid door de ander wordt aangevuld”.
Geluk zit dus in elk van ons. Elk lid van de samenleving is fundamenteel van waarde. Ingeval van christelijke politiek zal geen leven waardeloos zijn. Niemand heeft het bij ons ooit verbruit. Iedereen die er is, is van belang.
De heer J.S. (Jan Steven) van Dijk was als wethouder van de gemeente Schagen hoeder van de portefeuille ‘Geluk’. Hij schetst zijn loopbaan en geeft aan dat er een soort therapeutische sessie aan te pas moest komen om hem ervan te overtuigen dat sturen en begroten op geluk, vanuit en door een gemeente, mogelijkheden biedt. Vanuit de Pyramide van Maslov schetst van Dijk het ontstaan van een coördinerend bestuur via ruilen, samenwerking, specialisatie, coördinatie. Uiteindelijk ontwikkelt zich een dienend bestuur en dienend leiderschap dat voor het welbevinden van de inwoners beschikbaar is. Noem het ‘geluk’. Gezamenlijk met Nancy Peeters (projectleider geluk) en de Erasmus Universiteit werd onderzocht aan welke knoppen je moet draaien om het concept te concretiseren. Centraal stond de vraag welke factoren voor de inwoners van Schagen bepalend zijn voor hun gelukbeleving. Parallel aan het traject voor inwoners werd het voorwaardelijke belang van de gelukbeleving van de medewerkers onderkend.
Het bleek mogelijk via een nauwkeurige inventarisatie en specificatie van ‘geluksfactoren’ een werkmodel te ontwikkelen (een matrix van levensterreinen/ gemeentelijke beleidsvelden en voorbijgaande/ tijdelijke en duurzame indicatoren). Vervolgens kwam het aan op meten, weten, plannen, doen, weten. En alle gemeentelijke afdelingen gingen nadenken over de vraag welke bijdrage zou kunnen worden geleverd, opdat de zoektocht naar het verbeteren van het welbevinden van inwoners zou kunnen worden geïntegreerd in het reguliere werk. Zelfs de afdeling financiën kwam met concrete voorstellen via het inningsproces van belastingaanslagen een bijdrage te leveren. Belangrijke instrumenten bleken: blijven meten; begroten op geluk; gelukbudgetten (bijvoorbeeld bestrijding eenzaamheid); gelukplekken; werkgeluk.
Begroten op geluk wordt via een doelenboom in de structuur verankerd (maatschappelijke effecten; doelen; resultaten; activiteiten). Kernvraag is telkens: hoe draagt dit resultaat bij aan het geluk van inwoners. Er wordt gestuurd op zichtbare resultaten in de samenleving. Onder de motorkap van de gemeente gaat het om: het ‘Lean’ inrichten van processen; projectmatig werken; het standaard verankeren van participatie; verbetering van de kwaliteit van dienstverlening in alle kanalen. Het werkplezier wordt bevorderd door het versterken van verbondenheid, autonomie en competentie.
Van Dijk illustreert dat het geen gesneden koek was om te sturen op geluk. Hij stelde bij de start als voorwaarde de uitgave van een boek waarin de resultaten zouden worden gepresenteerd (Samen werken aan geluk) en een landelijk congres. De inwoners ontdekten: het gaat niet over partijpolitiek maar over ons.
En verder leverde het project trots op. Soms ook cynisme. Een erkenning van de relatie tussen het geluk van inwoners en werkgeluk. Een omslag van het werken vanuit systemen naar de echte leefwereld. Een ontdekkingstocht om de kluwen wol te ontwarren en samen verder te ontwikkelen. Vragen, doorvragen, heel veel vragen. Het besef dat de gemeente, de ambtenaar het ook allemaal niet weet.
(Voor verdere informatie wordt verwezen naar de website van de gemeente Schagen: https://www.schagen.nl/bestuur-organisatie/geluk_45470 ).
Tijdens de plenaire discussie wordt onder andere van gedachten gewisseld over de vraag in hoeverre het gelegitimeerd is onze eigen welvaart te beschermen. Borgman duidt: 1. De mensen die hier zijn, die zijn van ons (menswaardigheid is de ondergrens). 2. Wat niet kan kun je niet doen, maar wat we doen is vooral onze angsten projecteren. 3. We dragen een fundamentele verantwoordelijkheid ook voor de vluchtelingenstromen in de wereld en langs de randen van Europa. Louter roepen om opvang in de regio en ons vervolgens onverschillig verschansen is geen oplossing.
Hoe kunnen we goed doen (het welkom van Merkel) zonder dat de democratie erodeert. Borgman erkent dat dit een van de centrale vragen is. Hij stelt slechts een gelovig antwoord te kunnen geven.
En herhaalt, dat dat wat niet kan inderdaad niet kan. En dan zal de weg zich wijzen. We kunnen de mensenrechten niet schenden. Dat kan niet. Er is inderdaad heel veel opportunisme, maar er rest ons slechts te doen wat goed is en niet dat wat kwaad is. We kunnen mensen die zich verwaarloost voelen en zich bekeren tot rechts nationalisme niet tevredenstellen door ze een beetje gelijk te geven. De onderliggende vraagstukken (woningbouw; eerlijk delen) zullen op een andere wijze moeten worden opgelost. De samenleving die vandaag de een niet welkom heet zal de ander morgen uitsluiten.
Merkel stak haar nek uit, maar haar achterban haakte af. Ook hier worden volgens Borgman de effecten zichtbaar van een op louter materiële resultaten gerichte samenleving. Er is grote behoefte aan maatschappelijke reflectie (niet bij brood alleen…). Maar wie steekt daarvoor zijn nek uit? Er rest ons slechts één ding: opstaan! Bestuurders, biedt een wenkend perspectief. Daar willen wij heen. De burgers weten niet wat ze willen. Waar moeten wij ons uitzicht aan ontlenen? En, ingeval van een probleem rest voor de bestuurder slechts de vraag: Waar zit het doen? Doe het dan. Eerlijk, zonder framing and shaming en zonder je de vraag te stellen van mogelijke reputatieschade.
Van Dijk wordt nieuwsgierig bevraagd op de mogelijkheden om te sturen op geluk: de resultaten binnen het sociale domein (ingeval van een huisuitzetting heeft een dak boven het hoofd prioriteit); de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld (de GGD sluit aan); het instrumentaliseren van geluk; de betrekkelijke waarde van participatie; de marginale rol van raadsleden.
Van Dijk en Borgman stellen beide dat de politiek kaders en structuur moet aanbrengen. De centrale overheidstaak is de afwegingsvraag. Dat vereist een meer reflexieve overheid. ‘De burger’ bestaat niet en de overheid is onze leverancier van geluk niet. Het ambt representeert meer.
Misschien is dat wel een goed thema voor een volgend congres.
Gauke K. Zijlstra
Dronten, 14 mei 2019